Vaak wordt ons gevraagd, wat is wat en hoe zit dat nou? Dat snappen we heel goed, vandaar deze begrippenlijst. Kom je er nog niet uit, laat het ons weten.

 

Deze begrippenlijst is één op één overgenomen van Transgender info. Een site van TNN.

 

BINDER: Een kledingstuk dat is bedoeld om borsten zo veel als mogelijk plat te drukken. (Waarschuwing: het veelvuldig dragen van een binder heeft een nadelige invloed op de stevigheid van het borstweefsel.)

BORSTPROTHESE: Een externe prothese om de afwezigheid van fysiek eigen borsten te compenseren. Borstprothesen zijn er in diverse formaten en materialen. Er bestaan ook speciale bh’s en tops om prothesen in te plaatsen die niet zelfklevend zijn.

CISGENDER: Iemand die niet transgender is. Deze term heeft dus betrekking op iedereen bij wie het geslacht zoals dat bij de geboorte werd genoteerd, overeenkomt met de genderidentiteit.

CROSSDRESSER OF TRAVESTIET: Een persoon die uiting geeft aan zijn of haar genderidentiteit door zich deels of volledig te kleden als persoon van ‘het andere geslacht’, of dit nu soms of zeer regelmatig het geval is. Meestal betreft dit personen die van geboorte man zijn en zich kleden en uiten als vrouw. In hoeverre een van geboorte mannelijke crossdresser zich ook als vrouw identificeert, verschilt per persoon.

DRAG KING: Genderexpressie van een vrouw die door middel van het uitvergroten van bepaalde stereotiepe geslachts- en gedragskenmerken van mannen een mannelijke persona neerzet. Dit komt vooral voor als vorm van entertainment, maar kan daarnaast ook een uiting van de eigen genderidentiteit zijn.

DRAG QUEEN: Genderexpressie van een man die door middel van het uitvergroten van bepaalde stereotype geslachts- en gedragskenmerken van vrouwen een vrouwelijke persona neerzet. Dit komt vooral voor als vorm van entertainment, maar kan daarnaast ook een uiting van de eigen genderidentiteit zijn.

GENDER: De culturele, sociale en psychologische invullingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid.

GENDERDIVERSITEIT: Het hele scala aan genderidentiteiten en -expressies die mensen bezitten en uiten in onze samenleving.

Gender ambigu: het bewust in het midden laten van genderidentiteit.

GENDERDYSFORIE: Een klinische term voor ‘het gevoel van onbehagen dat iemand met het eigen geslacht heeft’. De term is eind 20e eeuw in zwang geraakt onder psychiaters en psychologen die transgender cliënten diagnosticeren en behandelen. Gaat waarschijnlijk vervangen worden door het begrip genderincongruëntie.

GENDEREXPRESSIE: De manier waarop iemand uiting geeft aan het bij de geboorte vastgelegde geslacht of aan de eigen genderidentiteit. Deze is zichtbaar in gedrag, kleding, spraak, haardracht en lichaamskenmerken. Bepaalde kenmerken van genderexpressie worden doorgaans als mannelijk betiteld en andere als vrouwelijk. Net als cisgenders streven transgender personen er over het algemeen naar hun genderexpressie overeen te laten komen met hun gender zoals zij die zelf ervaren (hun genderidentiteit)

GENDERIDENTITEIT: De bij ieder mens diepgevoelde persoonlijke overtuiging te behoren tot een bepaald geslacht. Dat kan man óf vrouw zijn, zowel man als vrouw, of noch man noch vrouw. Bij transgender personen komt de genderidentiteit niet overeen met het bij de geboorte vastgelegde geslacht.

GENDERINCONGRUËNTIE: Een vervangende term voor het begrip genderdysforie die waarschijnlijk door de Wereldgezondheidsorganisatie gebruikt gaat worden in de nieuwe internationale classificatie van ziektes, om ‘het gevoel van onbehagen dat iemand met het eigen geslacht heeft’ klinisch aan te duiden.

GENDERNON-CONFORMITEIT: Gedrag en/of genderexpressie die niet overeenkomen met de normen van mannelijkheid en vrouwelijkheid.

GENDER FLUID:

Als je gender fluid bent heb je namelijk het gevoel dat je niet volledig thuishoort in een van de twee geslachten. Je bent geboren als man of als vrouw maar je interesses en gedragingen veranderen van dag tot dag. De ene dag voel je je meer man, de volgende dag meer vrouw en de dag er na voel je je geen van tweeën.
Er zijn mensen die gender fluid zijn die als ze zich een meisje voelen bij een meisjesnaam genoemd willen worden en als ze zich een jongen voelen bij een jongensnaam. Daarnaast heb je ook mensen die liever door het leven gaan met een naam die onzijdig is, bijvoorbeeld Sam.

 

GENDERQUEER: In sommige subculturen heeft queer of genderqueer betrekking op mensen die: zich ‘noch man noch vrouw’ voelen; zichzelf als ‘genderloos’ beschouwen; zich met meerdere genders identificeren; politiek stellingnemen tegen de schematische indeling van de mensheid in ‘mannen en vrouwen’.

GENDERTEAM: Een team van medisch specialisten van diverse disciplines en/of psychologen die samen de diagnostiek en geslachtsaanpassende behandeling van transgender personen begeleiden.

GESLACHT/SEKSE: Begrippen die beide verwijzen naar de indeling van mensen in twee (biologisch gegeven) groepen: mannen en vrouwen. Het vaststellen van iemand sekse/geslacht gebeurt op basis van het bij de geboorte zichtbare geslachtsdeel. Deze simpele tweedeling gaat voorbij aan het feit dat geslachtskenmerken biologisch gezien niet zo zwart-wit in twee groepen uiteenvallen – het komt regelmatig voor dat baby’s bij de geboorte diffuse geslachtskenmerken hebben. Ook op andere lichamelijke vlakken – hormoonspiegels bijvoorbeeld – is er feitelijk sprake van een glijdende schaal, niet van slechts twee varianten. De tweedeling gaat tot slot voorbij aan het feit dat het geslacht zoals dat bij geboorte wordt vastgesteld niet altijd overeenkomt met de genderidentiteit van een persoon.

GESLACHTSAANSPASSENDE BEHANDELING: Het medische traject van hormoonbehandeling en geslachtsoperaties dat transgender personen die dat nodig hebben doormaken om volledig te gaan leven volgens het geslacht dat overeenkomt met hun genderidentiteit. Dit traject wordt in Nederland aangeboden aan volwassenen en aan transgender jongeren van 12 jaar en ouder, waarbij de eerste operatie pas met 18 jaar plaatsvindt.

GESLACHTSHORMONEN: De hormonen die in grote mate worden geassocieerd met de geslachtsontwikkeling van mannen (testosteron) en vrouwen (oestrogeen). Deze hormonen kunnen door artsen voorgeschreven worden aan transgender personen als onderdeel van een geslachtsaanpassende behandeling.

GESLACHTSKENMERKEN: Lichamelijke kenmerken van het geslacht. Het gaat hierbij zowel om aangeboren kenmerken (vagina, clitoris, baarmoeder, penis, teelballen) als om zogenaamde secundaire geslachtskenmerken die zich ontwikkelen in de puberteit (zoals borsten, haargroei, adamsappel) en door een geslachtsaanpassende behandeling. Voor veel trans* personen zijn juist de secundaire geslachtskenmerken belangrijk om hun lichaam bij hun genderidentiteit aan te laten sluiten.

GESLACHTSOPERATIES: De operatieve ingrepen aan geslachtskenmerken die onderdeel zijn van de geslachtsaanpassende behandeling en bedoeld zijn om deze in overeenstemming te brengen met het geslacht dat past bij de genderidentiteit van een persoon. Op de pagina In het ziekenhuis vind je links naar meer informatie over de verschillende soorten geslachtsoperaties.

GESLACHTSREGISTRATIE: Het vastleggen van het geslacht van mensen als onderdeel van de persoonsgegevens die overheden en bedrijven over iemand bewaren. In overgrote meerderheid is in die registratie enkel het geslacht ‘man’ of het geslacht ‘vrouw’ mogelijk. Dat is ook het geval in de Basisregistratie Personen van de Nederlandse overheid. In Nederland is het mogelijk om je administratieve geslacht van vrouw naar man te wijzigen of andersom. Lees hier meer over op de pagina Wijziging van geslacht.

INTERSEKSE: Variaties op de normen die in de biologie (ten onrechte) worden gehanteerd voor wat iemand biologisch tot een man maakt en wat iemand biologisch tot een vrouw maakt. Iemand die intersekse identificeert zich over het algemeen als man óf als vrouw, maar vertoont andere lichamelijke kenmerken dan biologen zouden verwachten. Dit kan gaan over uitwendige en inwendige geslachtsorganen (het anatomische geslacht), maar ook over chromosomen of over hormonen (de geslachtsklieren of het gonadale geslacht). Het is soms wel en soms niet aan het uiterlijk te zien dat er sprake is van een intersekse conditie. Soms blijkt het op latere leeftijd uit onvruchtbaarheid. Het komt voor dat intersekse personen ook transgender zijn.

 

 

 

 

 

 

 

LHBTIQ: Afkorting die betrekking heeft op het geheel van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender personen, queers en personen met een intersekse conditie, ofwel iedereen die niet cisgender en heteroseksueel is. Internationaal zijn deze groepen in hun emancipatiestrijd steeds meer verenigd. uit diverse groepen klinkt er wel kritiek op deze afkorting, omdat hij steeds langer wordt (begonnen met LHB zijn T, I en Q er in de loop der tijd aan toegevoegd). Zo grapte iemand op social media of The Alfabet People niet een betere aanduiding is. Critici pleiten vaak voor queer als parapluterm.
Er zijn ook diverse varianten in omloop, zoals LHB, LHBT of HoLeBi.

NON-BINAIR: Een alternatieve benaming van de genderidentiteit en/of -expressie van transgender personen die zich niet enkel mannelijk of vrouwelijk voelen en/of uiten.

NON-BINAIR VOORNAAMWOORD: Voor non-binaire trans personen heeft Transgender Netwerk Nederland na een verkiezing het non-binaire voornaamwoord gelanceerd. In plaats van de mannelijke voornaamwoorden ‘hij | hem | zijn’ en vrouwelijke ‘zij | haar | haar’ kan je naar non-binaire transgender personen met ‘hen óf die | hen | hun’ verwijzen. Ter voorbeeld: Hen koopt een jas. Deze jas is van hen. Hun jas hangt aan de kapstok.

NEUTROIS: Term die wordt gebruikt door mensen die stellen dat zij geen enkele gender hebben, omdat ze het hele concept gender onzin vinden of niet op henzelf van toepassing. Andere termen die hiervoor in omloop zijn: agender, nongendered, genderloos of gendervrij.

PENISPROTHESE: Een externe prothese om de afwezigheid van een fysiek eigen penis te compenseren. Dergelijke prothesen zijn er in diverse uitvoeringen. Sommige bieden vooral onderbroekvulling (Packy), andere zijn meer levensecht. Met enkelen kun je zelfs via de prothese plassen (Pee-cock). Op de Kaart vind je winkels waar deze verkocht worden.

PUBERTEITSREMMERS: De medicijnen die de lichamelijke puberteit uitstellen bij transgender kinderen. waardoor de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken als baard in de keel, lichaamsbeharing, borstgroei en ongesteldheid niet aanvangt of gestopt wordt. Deze medicijnen worden over het algemeen pas na het 11e levensjaar aan een kind voorgeschreven. In individuele gevallen kan daarvan worden afgeweken door artsen.

SEKSUELE ORIËNTATIE: De in termen van sekse gedefinieerde fysieke, romantische en/of emotionele aantrekkingskracht die anderen hebben op een mens. Al naar gelang de sekse van de persoon die zich aangetrokken voelt en van de ander die aantrekt, valt er onderscheid te maken tussen biseksualiteit, homoseksualiteit en heteroseksualiteit. De seksuele oriëntatie van transgender personen verschilt onderling net zozeer als dat het geval is bij cisgender personen (personen die niet transgender zijn).

TRANSGENDER OF TRANS: Een parapluterm voor mensen wiens genderidentiteit en/of -expressie anders is dan het geslacht dat bij hun geboorte werd genoteerd. Deze term omvat een spectrum aan genderdiverse mensen, waaronder transgender mannen, transgender vrouwen, crossdressers en vele anderen die zich niet (enkel) identificeren als man of vrouw.
In sommige kringen gebruikt men het als identiteitsbepaling op zich, voor anderen is het meer een term die de brede gemeenschap aanduidt waartoe zij zich als bijvoorbeeld lesbo of drag king voelen behoren.

Er zijn inmiddels ook transgender personen die de voorkeur geven aan het gebruik van trans in plaats van transgender. Hiermee wordt geprobeerd nóg meer ruimte te scheppen voor alle variaties aan gevoelens en gedragingen die mensen kunnen hebben waar het om hun geslacht, gender en seksuele oriëntatie gaat.

TRANSGENDERZORG: De zorg die wordt geboden aan transgender personen in het kader van hun behoefte om in tevredenheid met hun genderidentiteit en -expressie te leven. Dit kan zowel psychische als medische zorg zijn, en is zeker niet altijd gericht op een transitie of geslachtsoperatie.

TRANSITIE: Het sociale, mentale en/of fysieke proces dat een transgender persoon doormaakt om te kunnen leven in het gewenste geslacht dat overeenkomst met de genderidentiteit. Dit proces, dat langdurig van aard kan zijn, omvat onder meer (maar niet in alle gevallen) een administratieve wijziging van geslacht en/of geslachtsaanpassende behandeling.

TRANSSEKSUALITEIT: Een klinische term voor ‘het willen behoren tot het andere geslacht’. Toen de term in de eerste helft van de 20e eeuw door artsen werd bedacht, dacht men nog dat transgender personen altijd volledig van geslacht wilden en/of moesten wisselen. De term wordt vandaag de dag nog her en der gebruikt. Transgender personen zijn verdeeld over het gebruik van de term. Critici gebruiken de term liever niet omdat deze door artsen is bedacht en het woord seksualiteit verwarring wekt.

TRANS MAN: Een transgender man die bij geboorte en vóór zijn transitie voor meisje/vrouw werd aangezien en als zodanig stond geregistreerd.

TRANS VROUW: Een transgender vrouw die bij geboorte en vóór haar transitie voor jongen/man werd aangezien en als zodanig stond geregistreerd.

TUCKEN: Het zo veel mogelijk verbergen van de penis en testikels zodat die bij het dragen van kleding niet zichtbaar zijn. Hiervoor bestaan ook speciale kledingstukken.